Omdat ik moet

Vorige week beluisterde ik een podcast waarin de geïnterviewde werd voorgesteld als schrijfster. Ze reageerde ongemakkelijk toen ze dat label opgeprikt kreeg en zei dat de term schrijver, net als kunstenaar, een soort eretitel was. Iets wat je moet verdienen. 
‘Je moet er al een oeuvre voor hebben, eer je kunt zeggen dat je dat bent,’ verklaarde ze. 
Toen de podcasthost zei dat ze toch al twee boeken op haar naam had, repliceerde ze snel en wat lacherig dat een oeuvre pas start vanaf drie publicaties. 
‘Schrijven is iets wat ik ook doe…,’ voegde ze er aan toe. 

Ondertussen heb ik officieel drie gepubliceerde werken geschreven: een novelle, een roman en een verhalenbundel. Alledrie uitgegeven bij een echte uitgever, op echt papier, met echte inkt, een echt ISBN-nummer op de achterflap en daarenboven kun je ze terugvinden in echte bibliotheken en al even echte boekhandels. Ook de mensen die het lezen zijn echt.

Toch voel ik me geen echte schrijver.

Ik herkende dus meteen de schroom van de dame in de podcast toen ze als schrijfster werd voorgesteld. Als ik iemand ontmoet die me vraagt wat mijn job is, sta ik meestal met mijn mond vol tanden. 
Gids? Neen, dat is voorbij. Ik gids nog maximum 10 tot 15 groepjes per jaar. Daarmee breng ik ondertussen geen brood meer op de plank. 

Toen ik in 2019 aan mijn tweede boek werkte, en dat toen eigenlijk mijn enige activiteit was, maakte ik me er bij die vraag aarzelend van af door te zeggen dat ik een boek aan het schrijven was. Het woord schrijver durfde ik niet in de mond nemen. Dat vulde de gesprekspartner toen meestal zelf aan, waarop ik verlegen mijn schouders ophaalde. 
Uiteindelijk ben ik er, achter het veilige schild dat toetsenbord en computerscherm vormen, in geslaagd mezelf die titel te geven op enkele sociale media kanalen. Op sommige heb ik het ondertussen al terug gewist. 

Waarom vind ik het zo moeilijk om die titel te dragen?

Het is vrij simpel: omdat ik me geen schrijver voel.
Schrijven gaat me niet vlot af. Ik heb geen vloeiende pen. Elk woord dat ik op papier moet zetten is een opgave, elke zin die ik moet vormen is een worsteling en elke alinea een gevecht. 
Telkens als ik me aan het schrijven zet, moet ik door een muur. Het doet pijn en is uitputtend.
Nooit zal ik me aan mijn klavier zetten omdat ik er zin in heb. Het schrijven op zich geeft me weinig plezier.

Geen schrijver dus.
En toch…

Het merendeel van mijn inkomsten haal ik uit mijn pennenarbeid. Niet enkel de opbrengsten van mijn publicaties, maar ook copywriting, vertelteksten, scenario’s voor podcasts, … 
Wat doe ik dus om den brode? Jawel, schrijven.

Ik schrijf omdat ik moet. 

De grote dichter Rainer Maria Rilke schreef ooit in een brief aan een jonge collega die hem om raad vroeg: 

‘Zoek naar de reden die je aanzet om te schrijven, kijk of het zijn wortels heeft uitgestrekt tot in de diepten van je hart en beken aan jezelf of je wel of niet zou sterven als je niet meer zou mogen schrijven. Maar vraag jezelf boven alles en in het stilste uur van je nacht af: moet ik schrijven?’

Aan de bron van alles wat ik doe ligt een tekst. Ieder project dat ik uitwerk moet ik eerst neerpennen. Het resultaat kan een boek zijn, maar evengoed een cursus, brochure of artikel. Vaak verschijnt het zelfs in de vorm van een video, podcast of vertelconcert. 

Ik schrijf omdat ik moet.

De vraag ‘wat ik doe’ wordt me sinds het begin van de pandemie nog weinig gesteld. De opeenvolging van lockdowns maken nieuwe ontmoetingen uiterst zeldzaam. Toch liepen we vorige zomer enkele kennissen van mijn vriendin tegen het lijf. Nadat ze me kort voorstelde, kwam na een tiental minuten praten plots die vraag: ‘… en wat doe jij?’
Ik antwoordde toen zonder nadenken. Het kwam uit mijn mond zonder schroom en met een sprekend gemak. Ik sprak een zin uit waar ik niet eerder over had nagedacht.  Ik antwoordde spontaan de waarheid: 

‘Ik vertel verhalen.’

Ondertussen staat het ook zo op mijn visitekaartje: verhalenverteller
Naast gids, vlogger, podcaster, copywriter en podiumartiest ben ik dus evengoed een schrijver. Maar die vlag dekt voor mij de lading niet. Verhalenverteller doet dat wel. Dát is wat ik doe.

Verhalen vertellen is mijn passie. Het is een noodzaak. Net zoals ademen, eten en slapen dat zijn. Om het met de woorden van Rilke te zeggen: als ik het niet meer zou mogen doen, dan zou ik sterven. Alles wat ik doe, staat in het teken van het verhaal. Om dat verhaal te kunnen vertellen moet ik dus filmen, schrijven, monteren, spreken. Ik moet. Ook al is dat lastig, uitputtend en pijnlijk. Het is het meer dan waard.

Rilke ging in zijn brief – na de vraag ‘Moet ik schrijven?’ – als volgt verder:

Als dit antwoord instemmend klinkt, als je deze ernstige vraag met een krachtige en eenvoudige ‘ik moet’ beantwoord, bouw dan je leven naar deze noodzaak op. Je hele leven, zelfs in zijn meest bescheiden en onverschillige uur, moet een teken worden en getuige zijn van deze impuls. Kom dan dicht bij je ware natuur en probeer uit te drukken, alsof niemand ooit eerder zo’n poging ondernomen had, wat je ziet en voelt en liefhebt en verliest.’

Ik vertel omdat ik moet.

Plaats een reactie